‘Hoor je de zwartkop zingen’

De lucht is schoner, het is stiller. Iedere ochtend telt stadsecoloog Remco Daalder vanaf zijn balkon vogels. En zie, ook het ijsvogeltje schicht voorbij. Een wandeling met een verknochte natuurkenner in Amsterdam-Noord.  Tekst John Jansen van Galen  Beeld Erik Veld

0
1160
Remco Daalder | © Erik Veld

Hij is een rasechte Amsterdammer, maar geen ‘stadsjongen’. “Kijk, de gele lis komt omhoog”, onderbreekt hij zichzelf. “En hoor je de zwartkop zingen? Net het liedje van de merel, maar dan korter.” Hij is vooral opgegroeid ‘op Zandvoort’ waar zijn ouders een ‘tenthuisje’ hadden bij KVA, de Kampeervereniging Amsterdam. “Amsterdam Beach noemen ze het nu, maar zo zagen wij het altijd al. Daar zaten we van de Paas- tot de herfstvakantie, iedere weekeinde, elke vrije dag.” “De zus van Remco Daalder (1960) heeft er nog altijd zo’n huisje. Ze kon er niet van scheiden.”

“Zie je hoe helblauw de hondsdraf bloeit?”, vraagt hij. “En hier, kijk eens hoe dat paarse reigersbekje zich handhaaft, ondanks de aanhoudende droogte. Daar, die gele bloem, dat is stinkende gouwe; het sap moet geneeskrachtig zijn: het helpt tegen wratten. Maar je moet ’m vooral niet eten.”

‘Op Zandvoort’ raakte hij verknocht aan de natuur. “Hagedissen zoeken! Elk kind is nieuwsgierig naar de natuur en bukt zich telkens om van dichtbij naar mieren en lieveheersbeestjes te kijken. Maar je hebt er mentoren bij nodig, die je de weg wijzen. Mijn ouders waren dol op de natuur, mijn opa viste en wees mij de verschillen tussen een tongetje en een schol. Zo word je langzamerhand natuurkenner.”

’Kijk eens hoe dat paarse reigersbekje zich handhaaft’

We lopen door een fraaie door linden omzoomde laan. “Straks bloeien ze weer, met een heerlijke geur.” In een van de bomen is een groot en zelfs ‘overdekt’ nest van eksters. “Die werken daar jaren aan en houden er jaren hun territorium. Zie: look-zonder-look in bloei. Grappige naam: lijkt op ui en knoflook, maar is het niet.”

De laan voert naar het witte Buiksloterkerkje, dat uit 1609 stamt. Uitbundig bloeit daslook bij de toren – ‘da’s nou weer wel echte look’ – en Daalder wijst op de luchtgaten, hoog in de muur: “Ideaal voor spreeuwen en vleermuizen, daar wemelt het hier van.”

Logisch, na die Zandvoortse jeugd, dat hij biologie ging studeren. “Aan de VU. Ik koos voor plantkunde omdat je voor het bestuderen van vogels voor dag en dauw op moest en dat verdroeg zich niet met het leven dat ik toen wilde leiden.” Hij zat tot over zijn oren in de punkscene en schreef er een roman over: Grafherrie.

Te voet doorkruisen we de buurt waar we allebei wonen. “Heb je de scholeksters gehoord?” vraagt hij. “Die broeden hoog op daken. In dit voorjaar hadden ze één jong. En hoe die paarse reigersbekjes het toch houden, ondanks de droogte die al weken heerst.” Maar het is duidelijk: Remco ziet onvergelijkelijk veel meer dan ik. Iedereen moest met hem kunnen wandelen. “Hier hou ik erg van”, wijst hij op twijgen die langs de slootkant uit de grond komen. “Bladopslag van de Kaukasische vleugelnoot, die op die manier zijn eigen bos maakt, tenzij het stadsdeel hier gaat snoeien natuurlijk.”

Toen hij in de jaren tachtig afstudeerde, was het voor jonge academici moeilijk een baan te vinden en samen met Marieke, zijn vrouw, zette hij een onderzoeksbureau op. ’s Zomers buiten in een bootje, ’s winters thuis rapporten schrijven. “Leuk en we konden ervan eten, voor onder meer Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer. Maar het is soms een dood spoor: je bent afhankelijk van anderen, die je rapport eventueel in een bureau kunnen leggen. We wilden in een positie komen om zelf eens beslissingen te nemen.” Zij ging naar Rijkswaterstaat, hij naar de gemeente Amsterdam.

’De meeuwen lijken de stad te hebben verlaten, ze houden niet van ons’

“Nijlganzen”, wijst hij bij het naburige voetbalveld. “Maar meeuwen heb ik al dagen nauwelijks gezien. Kraaien, duiven en meeuwen hebben het moeilijk, ze eten ons afval, maar er zijn nu geen toeristen en niemand eet buiten patat. De meeuwen lijken de stad te hebben verlaten: ze houden niet van ons, alleen van ons eten. De kraaien en duiven blijven in de stad achter, op zoek naar voedsel.”

In dienst van de gemeente Amsterdam beheerde hij zes jaar lang het Amsterdamse Bos. Hij kan er nog lyrisch over worden: “Een bosgebied van tien vierkante kilometer! Het was een moedig besluit van het toenmalige stadsbestuur om in crisistijd zo vlakbij de stad zo’n uitgestrekt bos te laten aanleggen. Die brede blijk van Jac. P. Thijsse zou ons nu ook van pas komen. Tot 2040 moeten er 70.000 woningen bij komen, kies dan ook voor een nieuw, royaal natuurgebied. Weilanden bieden mooie uitzichten. Qua natuur heb je er weinig aan. Het Amsterdamse Bos trekt jaarlijks zes miljoen bezoekers! Maar qua natuur laat het beleid het bij een parkje hier, een meertje daar.”

Al twintig jaar werkt hij nu als stadsecoloog, verbonden aan de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling. In deze corona-crisis zet hij zich iedere morgen op zijn balkon aan de straatkant om vogels te tellen. En wat denk ik? Hij haalt in tien minuten minstens twintig soorten, waaronder het prachtige ijsvogeltje, dat wordt gerekend tot de Big Five van Amsterdam-Noord en dat met de metallic blauwe gloed van zijn vederdek soms zomaar voorbij schicht.

Hij heeft zich inmiddels geworpen op een nieuwe passie: insecten, onder meer te vinden in zijn tuintje van veertig vierkante meter. Ze zijn niet gemakkelijk uit elkaar te houden maar wat hem erg helpt is de app obsidentify.nl. Volgens de schrijver en bioloog Maarten ’t Hart moet je dieren, net als mensen, eerst ‘op naam kunnen brengen’ en uit elkaar houden voordat je hun verschillende eigenschappen kunt onderscheiden, en daar is hij het mee eens.

De corona-crisis heeft zijn natuurbeleving niet aangetast, integendeel: de lucht is schoner, het is stiller, het strooilicht van het nabije voetbalpark is gedoofd. Hij prijst zich in deze tijd van benauwenis gelukkig dat hij niet zoals sommige collega’s ‘driehoog in de hippe Pijp’ woont maar in Noord, vlakbij Waterland, met veel groen om zich heen. Maar in feite is volgens hem iedere Amsterdammer ‘gezegend’ want overal in de stad is iedereen dichtbij groen, van ruime parken tot de binnentuinen van de grachtengordel.

CV

Remco Daalder (Amsterdam, 1960) is bioloog, oud-beheerder van het Amsterdamse Bos en werkzaam in de ruimtelijke ordening van de hoofdstad. Hij woont in Amsterdam-Noord en is getrouwd. Hij schreef onder meer Grafherrie, Sijsjes en drijfsijsjes (1995), Stadse beesten (2005), De meerkoet (2017), Natuurlijk Amsterdam (2012). Met De gierzwaluw (2014) won hij de Jan Wolkersprijs.

advertentie Regenboog Groep

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in