Betaald werk biedt steeds minder garantie om te ontsnappen uit de armoede, blijkt uit een recent SCP-rapport en onderzoek door het Nibud. MUG dook in het SCP-rapport en sprak twee werkende armen.

Tekst Arnoud van Soest / Teresa van Twuijver / Marcel Schor | Beeld Erik Veld (boven)

Er zijn meer werkenden arm dan armen met een uitkering, signaleert het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in het in oktober 2018 verschenen rapport Als werk weinig opbrengt. Arm ben je als je niet genoeg geld hebt voor wonen, voeding, kleding en verzekeringen, plus nog een klein bedrag voor ontspanning en sociale participatie. In 2014 had een alleenstaande daarvoor zeker €1.063,- per maand nodig. Zit je daaronder, dan ben je arm, aldus het SCP.

Werk wordt als hét middel gezien om uit de armoede te komen, maar die vlieger gaat niet langer als vanzelfsprekend op. Armen mét werk vormen zelfs 41 procent van de armen boven de achttien; dat zijn er meer dan mensen met een bijstandsuitkering (19%). Twee op de vijf arme volwassenen werkt.

Lage beloning ondanks ‘booming’ economie

Je zou verwachten dat de armoede onder werkenden afneemt nu de economie booming is. Toch vrezen deskundigen dat deze armoede blijvend is. Dat ligt niet zo zeer aan de conjunctuur maar aan de toename van flexwerk. Werklozen accepteren vaker een flexbaan, simpelweg omdat er geen alternatief is. Een bestaan als zzp’er leidt nogal eens tot armoede. Ook krijgen meer werknemers een tijdelijk contract en zijn veel voltijdbanen opgeknipt in laag betaalde deeltijdbanen.

In 2014 was 4,6 procent van de werkenden in Nederland arm. Dat zijn 320.000 mensen in de leeftijd van 20-64 jaar; 175.000 daarvan waren in loondienst en 145.000 werkten als zelfstandige (zzp’er). Betaald werk, concludeert het SCP, biedt geen garantie tegen armoede, al verkleint werk het risico wel. Overigens zijn vrij weinig werkende armen langdurig arm. Tussen 2012 en 2014 leefde 1,2 procent van de werkenden onder de armoedegrens.

Het minimumloon beschermt zzp’ers niet tegen armoede. Ook oproepkrachten en werknemers met een kleine deeltijdbaan worden niet door het minimumloon beschermd. Zzp’ers vormen 36 procent van de werkende armen. Daarna volgen alleenstaanden (29%) in loondienst en werkenden met een migratieachtergrond (32%). Die laatste groep heeft vaker dan gemiddeld een groot huishouden, waarbij maar één gezinslid de kost verdient. Dat inkomen is dan vaak ontoereikend.

Gemeente focussen vooral op bijstand

Zzp’ers zijn vooral arm omdat de kostwinner – meestal zijn zij dat zelf – weinig per uur verdient. Alleenstaanden kunnen vaak te weinig uren werken, tegen vaak een te laag uurinkomen. Juist die groepen – zelfstandigen en alleenstaanden – worden door de overheid slecht bereikt. Uit interviews met beleidsmedewerkers van zo’n twintig gemeenten blijkt dat gemeenten bij werkende armen vooral denken aan mensen met een baan die daarvoor een bijstandsuitkering hadden, of aan mensen die hun bijstandsuitkering met een baan combineren. Veel gemeenten hebben armen zonder bijstandsuitkering of bijstandsverleden niet ‘op de radar’. Dat betekent niet dat werkende armen geen gebruik kunnen maken van armoedevoorzieningen maar ze worden niet actief benaderd.

Schaamte onder ZZP’ers

Vooral onder arme zzp’ers heerst veel schaamte. Sommigen springen liever van het dak dan dat ze hulp van de gemeente aanvaarden, zoals een geïnterviewde het plastisch uitdrukt. Bovendien hebben sommige zzp’ers hun administratie niet op orde en kan dus niet worden bepaald of hun inkomen toereikend is.

Sommige gemeenten doen overigens wel hun best maar voelen zich machteloos. Of zoals een geïnterviewde beleidsmedewerker het uitdrukt: ‘Wij kunnen alleen maar pleisters plakken.’ Veel gemeenten vinden dat het rijk de problemen op hun bordje heeft geschoven. Wie die vroeger in de sociale werkvoorziening of de Wajong terecht kon, komt nu in de bijstand. En die groep komt niet snel aan het werk. Bovendien gaat alleen het rijk over de hoogte van uitkeringen, en niet de gemeente. (AvS)

Marzouk Lalouch ©Fred van der Zee
Marzouk Lalouch
©Fred van der Zee

Marzouk Lalouch
Marzouk Lalouch (58) heeft een indrukwekkend cv. Een kleine greep: productiemedewerker, bejaardenhulp, kok, kinderverzorger, beveiliger, conciërge, technisch medewerker, schoonmaker. “Maar ik heb nog steeds aanvullende bijstand.” Lalouch heeft diploma’s en een stapel certificaten, maar meer dan een tijdelijke baan onder het sociaal minimum zit er steeds niet in. “Ik kom via de sociale dienst telkens aan baantjes, nu als bordenwasser op oproepbasis voor gemiddeld drie dagen in de week. In juni verdiende ik €679,- netto en in augustus €683,-.”

Ideaal werk is het ook al niet: “Het rooster verandert per dag. Je weet nooit waar je aan toe bent.” Om bezig te blijven doet Lalouch ook nog vrijwilligerswerk. “In de keuken van een verpleeghuis voor twaalf uur per week. Ik krijg een vergoeding van €50,- per maand. Mijn aanvullende bijstand varieert van €90,- tot €170,- per maand.”

Hij heeft een vermoeden waarom het hem niet lukt om uit de armoede te komen. “Je wordt als allochtoon soms als een schoothondje behandeld. Werkbedrijf Pantar nam mij eens mee naar een nieuw bedrijf en voerde namens mij het woord. Je wordt niet voor vol aangezien.”

Maar ook: “Het lukt me niet altijd om alle veranderingen bij te benen. Misschien gaat het ook wel mis tijdens sollicitaties. Door de spanning kom ik niet altijd goed uit mijn woorden.”

Lalouch hoeft niet te rekenen op veel hulp van de sociale dienst. “Ze zeggen: ‘Wij kunnen je hooguit aan een probeerbaan helpen’. Ik zou meer op mijn strepen moeten staan. Vaak voel ik mij van het kastje naar de muur gestuurd. Gelukkig is het hier nog niet zo erg als in Amerika waar de lagere klasse het nog véél moeilijker heeft.”

Hij voelt zich wel eens eenzaam. “Mijn vrouw was het zat om elk dubbeltje te moeten omdraaien en is vertrokken. Ze zei: ‘Hoe kan het dat wij in een klein huis wonen, terwijl onze oudste dochter een stuk groter woont’.”

Voor Lalouch is het een bittere pil dat er genoeg werk is maar niet voor hem. “Amsterdam is een welvarende stad, maar helaas niet voor iedereen.” (MS)

Henrike Laning ©Fred van der Zee
Henrike Laning
©Fred van der Zee

Henrike Laning
Henrike Laning (44) is gediplomeerd onderwijsassistent. “Ik help basisschoolkinderen met een taalachterstand, onder verantwoordelijkheid van een leraar. Ik neem kinderen apart en doe extra taaloefeningen. Dat is hard nodig want het gaat om kinderen die thuis nauwelijks Nederlands spreken. Ook help ik kinderen bij het leren klokkijken.”

Laning verdient met haar baan rond bijstandsniveau. “Ik werkte in september 18 uur in de week en verdiende ruim €900,- netto waardoor ik mijn aanvullende bijstand kwijtraakte.” Ook leidt haar werk niet tot een vaste baan. “Ik ben deze maand voor de zoveelste keer op een andere school begonnen. Gelukkig lukt het me telkens werk te vinden, al is het dan tijdelijk omdat de scholen geen geld hebben om mij een vast contract aan te bieden.”

Zij zou graag een vaste aanstelling willen. “Je krijgt een band met die kinderen, dat moet ik elke keer weer halverwege het jaar loslaten omdat mijn contract stopt. Dat voelt alsof ik de kinderen in de steek laat. Je doet dit werk omdat je van kinderen houdt. De kinderen zijn de dupe omdat er minder tijd is voor ondersteuning.”

Er gaat weliswaar extra geld naar het basisonderwijs, maar dat gaat vooral naar de leraren. Laning: “Helaas niet naar het onderwijsondersteunend personeel. Alle extra kabinetsmaatregelen leiden voor mij dus niet tot werkzekerheid.”

advertentie Regenboog Groep

Laning is een alleenstaande moeder. “Het is lastig om werk en thuis te combineren waardoor het bijna niet te doen is om veel meer uren te werken. Toch zou ik best een paar uur per week extra willen en kunnen werken maar daar hebben de scholen geen geld voor. Voor mij zou €100,- extra per maand een groot verschil maken.”

Zij is beducht straks nog minder te verdienen dan ze nu verdient en dat ze dan weer aanvullende bijstand bij de gemeentelijke sociale dienst moet aanvragen. “Dat gaat vaak fout, uit ervaring weet ik dat loonstroken en belastingaangiftes zoekraken. De klantmanager geeft je het gevoel dat je een profiteur bent, die niet de waarheid vertelt.” (MS)

Hoe het zover heeft kunnen komen

Ook werkgevers hebben het moeilijk. Bedrijven hebben te maken met een gedigitaliseerde netwerkeconomie, waarin de vaak internationale concurrentie moordend is. Traditionele werkgevers kampen met grote onzekerheden. Denk aan supersnelle technologische ontwikkelingen: een nieuw product is soms in no time achterhaald. En door globalisering kan een product elders soms veel goedkoper worden geproduceerd. Online marktpartijen als AirBnB, Uber, Bol.com, Deliveroo, Zalando en Amazon en prijsvechters als Ryanair zijn ware marktverpesters. Lange termijn personeelsplanning wordt steeds lastiger.

Het personeelsbestand is veelal de grootste kostenpost. Hierop bezuinigen is dus aantrekkelijk. Computers nemen bovendien meer werk over. Dit gebeurde bij ABN Amro, die duizenden arbeidsplaatsen kon schrappen dankzij internetbankieren. Ook trekken bedrijven vaker freelancers, flexwerkers en uitzendkrachten aan. Die zijn goedkoper omdat het bedrijf minder of geen verzekeringen en premies hoeft af te dragen, en minder in scholing hoeft te investeren.

Bedrijven zoeken de mazen in de wet. Zo wil brancheorganisatie Bovag haar monteurs verplichten op zaterdag te werken zonder onregelmatigheidstoeslag.

PostNL

En PostNL laat zzp’ers pakketten bezorgen, terwijl zij eigenlijk recht hebben op een vast contract. Ze krijgen ook steeds meer taken, zoals sorteren en sjouwen met steeds grotere pakketten zonder extra betaling. Nu de werkloosheid afneemt, snijdt het bedrijf zichzelf overigens wel flink in de vingers met deze strategie. PostNL kampt met enorme personeelstekorten. In een reactie laat PostNL weten te streven naar ‘een duurzaam bezorgmodel, dat concurrerend en sociaal is’. Woordvoerder Ellen Talsma beaamt echter dat flexibiliteit nodig is omdat de sorteercentra wisselende volumes kennen. “Maar”, vervolgt zij, “verreweg het grootste deel van onze medewerkers is in dienst.” De vele openstaande vacatures komen volgens het bedrijf niet door slechte betaling maar door een overspannen arbeidsmarkt.

PostNL heeft het door de veranderende economie moeilijk. Mensen gebruiken e-mail en WhatsApp in plaats van brieven en felicitatiekaarten. Tegelijkertijd is er meer pakketpost dankzij online shoppen. PostNL wil zich daarom omvormen naar ‘logistiek e-commercebedrijf’, zeg maar een distributiecentrum voor webaankopen.

Woordvoerder José Kager van vakcentrale FNV reageert: “Een goede ondernemer speelt op veranderingen in maar heeft óók oog voor de mensen die het werkelijke kapitaal van de onderneming vormen en ervoor zorgen dat winsten worden gerealiseerd: de werknemers. Zij hebben recht op zekerheid en een goed loon. FNV pleit voor een algemene loonsverhoging van 5 procent. Dat is zeer redelijk, aangezien het nu al een paar jaar economisch voor de wind gaat. Voor mensen die weinig verdienen, willen wij €100,– per maand loonsverhoging, dat is zo’n 6,5 procent. Daarnaast vragen wij van de overheid dat het sociaal minimum omhoog gaat.”

‘Fundamentele verbouwing van de arbeidsmarkt’

Werkgevers zitten in een spagaat tussen noodzakelijke en kostbare transities, aandeelhouders die winstmaximalisatie eisen en arbeidswetten die nog uitgaan van verouderde situaties. De Algemene Werkgeversvereniging Nederland (AWVN) dringt aan op een ‘fundamentele verbouwing’ van de arbeidsmarkt, waarbij wordt ingezet op meer zekerheden voor alle werkenden zoals een algemene verzekering tegen arbeidsongeschiktheid, ook voor zzp’ers. FNV is het daar deels mee eens. José Kager: “Dat gaat niet zomaar. Voor zo’n arbeidsongeschiktheidsverzekering moeten de tarieven omhoog, want veel zelfstandigen kunnen zich dat niet veroorloven. Flexwerk moet duurder worden en alleen voor piek en ziek worden gebruikt. Nu is het een verdienmodel. Een vaste baan moet de norm zijn.”

Woordvoerder Jannes van der Velde van AWVN ziet dat net iets anders: “De arbeidsmarkt blijft veranderen, functies verdwijnen en nieuwe ontstaan. Ons plan Toekomst van Werk heeft als belangrijkste doel werkenden minder kwetsbaar te maken voor de veranderingen op de arbeidsmarkt. Zij moeten veel gemakkelijker van functie kunnen wisselen.”

Uit wetenschappelijke hoek

Ook wetenschappers, zoals hoogleraar Viktor Mayer-Schönberger van Oxford University, denken dat drastischer hervormingen nodig zijn. Mayer-Schönberger noemt de overgang naar de netwerkeconomie een nieuwe industriële revolutie en vreest dat sommigen daarin kopje onder zullen gaan, met name werkende armen. Hij vindt dat de samenleving oog moet hebben voor deze gedupeerden. Mayer-Schönberger verwacht dat fulltime banen zullen verdwijnen en pleit daarom voor een universeel basisinkomen voor iedereen.

Econometrist Paul de Beer, hoogleraar arbeidsverhoudingen, houdt het bij praktischer oplossingen. Hij onderscheidt twee groepen werkende armen: mensen in loondienst en zzp’ers. “Als je als oproepkracht in loondienst maar 10 uur per week kunt werken is dat niet genoeg. Dan loop je risico op armoede, zeker als alleenstaande. Als werknemers en werkgevers zouden afspreken om de urenondergrens te verhogen, zou dat al een verbetering zijn. Wie tussen de 25 en 35 uur per week kan werken, komt al aardig in de buurt van het sociaal minimum. In elk geval heb je dan meer zekerheid dan met een nulurencontract.” Voor de tweede groep werkende armen, de zelfstandigen is De Beer optimistischer. “Zzp’ers hebben tijdens de crisis zware klappen gekregen omdat ze vanwege de grote concurrentie hun tarieven moesten laten zakken. Het SCP-rapport is voor een deel gebaseerd op cijfers uit 2014, toen de crisis nog niet helemaal voorbij was. Voor zelfstandigen heb ik goede hoop dat het inmiddels beter gaat.” Los daarvan pleit hij voor goede voorlichting. “Ik vermoed dat niet iedereen weet dat je bij de gemeente kunt aankloppen voor aanvullende bijstand.” (Teresa van Twuijver met een bijdrage van Arnoud van Soest)

Wat vindt de landelijke politiek ervan? Eenvoudig is het niet om reacties op te vissen. Zou bijvoorbeeld Forum voor Democratie iets van het onderwerp ‘werkende armen’ vinden? FvD-voorman Thierry Baudet reageert niet, en zo zijn er nog een paar. Het Kamerlidmaatschap is natuurlijk een drukke baan, maar wél uitstekend betaald.

Niet kinderachtig is SP-Kamerlid Peter Kwint, die juist graag op dit thema los gaat. Hij ziet de toename van het aantal werkende armen als ‘een logisch gevolg van het beleid van de afgelopen jaren.’ Kwint: “We zien een stijging van alle lasten, zoals woon- en zorgkosten en straks de btw-verhoging. Maar de salarissen stijgen niet mee en daarbij meer flexwerk. Het is allang niet meer zo dat alleen uitkeringsgerechtigden tot armoede zijn veroordeeld, ook werkenden treft dat lot steeds vaker. Flexibilisering is volledig doorgeschoten. Vroeger huurde je als werkgever een uitzendkracht in bij ziekte of uitval, nu is flexwerk een verdienmodel.” De SP is van plan het SCP-rapport deze maand in de Kamer aan de orde te stellen.

PvdA’er en oud-vakbondsman Gijs van Dijk stelde ook al Kamervragen over werkende armen. “Het is zorgwekkend dat er nog steeds een hoog en toenemend aantal werkende armen is. Veel mensen hoppen van flexwerk naar freelance-opdracht, van nul-urencontract naar gedwongen zelfstandigheid. Dit biedt geen perspectief op een zeker inkomen. De PvdA vindt dat iedereen zeker moet zijn van een fatsoenijk inkomen. Zeker in deze goed draaiende economie zou iedereen daarvan moeten profiteren.”

Maar wat doen we eraan? Van Dijk is stellig: ‘Pak schijnzelfstandigheid en het opknippen van banen aan. Concreet betekent dit nulurencontracten verbieden, minimumtarieven voor zzp’ers en flex flink duurder maken. De PvdA vindt dat iedereen recht heeft op een fatsoenlijk salaris, waarmee je vooruit kunt plannen, een huis kunt kopen of huren en een gezin kunt stichten.”

CDA-Kamerlid René Peters, oud-wethouder Sociale Zaken in Oss, is eigenlijk niet de aangewezen man als het om de arbeidsmarkt gaat. Dat is zijn collega Pieter Heerma. Maar die is even niet bereikbaar. Peters bekommert zich echter zeer om armoede: “Triest dat de overheid, vakbonden en brancheorganisaties dit niet goed in beeld hebben. De Rijksoverheid neemt wel wat maatregelen maar dat is onvoldoende. En de vakbonden roepen heus wel wat over door­geslagen flexibilisering. Maar voor mensen die geen lid zijn komen zij verder ook niet op. Ik verwacht van de staatssecretaris dat ze in het kader van de brede aanpak van schulden en armoede in gesprek gaat met ‘de polder’ over hoe werkende armen worden bereikt en beter kunnen worden georganiseerd.”

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in