Door Laurens Ivens

De geschiedenis van de sociale huur is er een met pieken en dalen. We kennen allemaal de mooie voorbeelden van complexen die in de 19e en 20e eeuw neergezet zijn als paleizen voor de onder- en middenklasse. Het Schip in de Spaarndammerbuurt is natuurlijk één van de hoogtepunten, maar elk stadsdeel heeft wel zijn hoogstandjes waar vooruitstrevende architectuur en ideologie samenkwamen. Denk aan de Dageraad in Zuid, het Plan van Gool in Noord of Betondorp in Oost. Buurten met huizen waar goed over na is gedacht, waar is gezorgd voor mooi ontworpen woningen binnen een complex of wijk waar mensen met een bescheiden inkomen zich thuis mogen voelen.

Dieptepunten zijn er natuurlijk ook. Het is nog niet zo lang geleden dat corporaties zich drukker maakten om cruiseschepen, raceauto’s en villa’s op Bonaire, dan om huurders.

En een ruime meerderheid van de politiek riep in die tijd dat er te veel sociale huurwoningen waren in de stad. Slopen of verkopen, dat was hoe beleidsmakers naar sociale huur keken. Andere smaken waren er niet.

De afgelopen jaren is het denken over sociale huur enorm veranderd. Het is nu bijna onvoorstelbaar dat we nog actie hebben moeten voeren voor het behoud van de Van der Pekbuurt. De renovatie van deze buurt won zowel de Amsterdamse Nieuwbouwprijs als de Arie Kepplerprijs. De buurt ging van bijna sloop, naar een van de meest gewilde plekken in de stad. Of de strook met Airey-woningen aan de burgemeester de Vlugtlaan in Nieuw-West: ze dreigden tegen de vlakte te gaan, maar zijn na de opknapbeurt weer één van de hoogstandjes van de wederopbouwarchitectuur.

Niet alleen over sloop wordt tegenwoordig anders gedacht, ook over verkoop. Waar nog niet zo lang geleden jaarlijks 3.000 sociale huurwoningen mochten worden verkocht, omdat mensen achter de tekentafel vonden dat er te veel van waren, neemt de sociale woningvoorraad tegenwoordig weer toe.

Dat er eindelijk weer positief naar de sociale huur wordt gekeken is iets waar Amsterdammers trots op kunnen zijn. Zij hebben er hard voor geknokt en veel acties gevoerd. Amsterdammers hebben een sociaal hart en willen dat de stad voor iedereen toegankelijk blijft ongeacht de dikte van je portemonnee. Dat is juist de charme en kracht van de stad, diversiteit geeft kleur. De herwaardering van de sociale huur was nodig, het actievoeren heeft geholpen.

Tegelijkertijd moeten we ons beseffen dat we er ook nog niet zijn. Nog steeds wonen er mensen in schimmelwoningen en zijn de hoge huurprijzen een doorn in het oog. Zolang de regering jaarlijks 2 miljard euro uit de kassen van de corporaties trekt, staat de handrem op het opknappen en uitbreiden van onze sociale huur.

Zonder deze belasting zouden de Amsterdamse corporaties de komende vier jaar 6.000 extra woningen kunnen bouwen. Ook kunnen er nog 7.500 woningen worden verduurzaamd en opgeknapt zodat achterstallig onderhoud wordt weggewerkt. Langzaam maar zeker hoor je meer en meer politieke partijen roepen dat deze verhuurderheffing van tafel moet of drastisch op de schop moet.

We zijn er nog niet, maar het gaat de goede kant op. Daarom mogen we soms best even stilstaan bij wat er is bereikt. De sociale huur wordt meer en meer gewaardeerd en het zijn vooral de Amsterdamse huurders zelf die dat op hun conto mogen schrijven.

Laurens Ivens is (SP)-wethouder voor onder meer Wonen en Bouwen in Amsterdam

 
advertentie Regenboog Groep

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in