© Willeke Duijvekam

De hele stad ziet hij als zijn werkterrein. Wie de kleine kunstwerken van Street Art Frankey wil zien, moet snel zijn, vaak verdwijnen ze weer. Kunstenaar Frank de Ruwe: ‘Altijd is er weer iets nieuws te ontdekken, continu kun je ergens op inspelen.’

door Kim van Keken

‘Ik zie echt oneindig veel.’ In een zijstraat van de Overtoom in Amsterdam Oud-West begint Frank de Ruwe naar van alles te wijzen. ‘Die elektriciteitskastjes’, roept hij, ‘worden altijd leuk met een neusje erop’. In de boogjes boven de ramen ziet hij ‘pizza-oventjes’. En een stel buizen vormen volgens hem ‘robotarmen’ of ‘omgekeerde torens in Dubai’.

De Ruwe, beter bekend als Street Art Frankey, verandert wekelijks alledaagse objecten in de stad tot kleine kunstwerkjes. Zeker duizend maakte hij er in de afgelopen twintig jaar. ‘Ik vind het leuk om dingen te maken waar mensen om kunnen lachen. Dat vind ik echt gaaf, een grap maken zonder iemand te kwetsen.’

Die grapjes zijn, voor wie goed kijkt, overal te vinden in de stad. Dan zie je ineens Popeye, het sterke spinazie-etende stripfiguurtje, een omgevallen vluchtheuvelpaal overeind houden. Of je ziet een basketballer een hartje gooien in het kanon bij de sluizen aan de Korte Prinsengracht. ‘Het ontregelen, in de positiefste zin van het woord, is het leukste om te doen.’

Lachen

De Ruwe deed de studie Industrieel Ontwerpen in Delft. ‘Daar probeerde ik ook al vooral producten te maken waar mensen om moesten lachen. Alleen was de studie daar niet zo geschikt voor. Die was bedoeld om functionele producten te maken, maar ik vond iets juist leuk als het níet functioneel was. Dan maakte ik een lamp met veel schakelaars die je een voor een moest gebruiken om aan of uit te zetten. Niet handig, wel lollig.’

Hij kreeg steevast te horen dat er geen vraag was naar zijn producten. En toen ontdekte hij in 2005 het boek Wall and Piece van de Britse straatkunstenaar Banksy die wereldberoemd werd door graffiti gemengd met een eigen sjabloontechniek (zoals het bekende meisje met de ballon). ‘Na één pagina dacht ik: wow, dít is het natuurlijk! Geen docenten of curatoren die je werk beoordelen, je doet gewoon wat op straat en je ziet het wel.’

De stad is volgens De Ruwe het grootste museum ter wereld. ‘Er is altijd verandering. In een museum heb je altijd de beperking van dezelfde, vaak witte, wanden. In de stad is er altijd wel een paal die krom is, of een stoeptegel die losligt of een ding dat is omgevallen. Altijd is er weer iets nieuws te ontdekken, continu kun je ergens op inspelen.’ Het is kunst die voor iedereen toegankelijk is.

Banksy inspireerde hem om heel Amsterdam als werkterrein te zien. Hij begon met stickers. ‘Op zo’n verkeersbord voor laden en lossen zie je achter een vrachtwagen een poppetje met een steekkar en een blok daarop. Dat poppetje kreeg een masker om zijn ogen en met een wieltje en cijferreeks maakte ik van het blokje een kluis.’ Met een paar stickers maakte hij overal in de stad ‘transportplekken voor boeven’.

Op het ronde bord met een rode rand plakte hij wimpers aan de koplampen van de auto, en zette hij Bassie en Adriaan achter het voorraam. En naast de drempel op een bord, plakte hij een molletje zodat het leek alsof hij een bergje had gegraven. De Ruwe ging ook 3D-kunst in de stad maken zoals een basketbalpaal midden in de vijver van het Vondelpark. Jarenlang deed hij dat, zonder op te vallen. Precies volgens de leer van Banksy. ‘Je moest het ’s avonds doen en nergens je naam achterlaten.’

Vrieskou

Dat lukte tot 2008. Boven op een stomende generator bij het metrostation Vijzelstraat, waar toen nog werd gewerkt aan de Noord/Zuidlijn, plaatste hij in januari een pop op een houten bankje met een handdoek om zijn hoofd en heup geslagen. Alsof er iemand in de sauna zat. ‘Door de stoom bewoog de handdoek, door de condens leek de pop te transpireren. Hij leek heel echt.’ Zo echt dat mensen bezorgd dachten dat iemand naakt in de vrieskou op de generator was geklommen en de politie belden.

De pop werd meegenomen. De kunstenaar bleef onbekend. Totdat De Ruwe eind dat jaar van een vriend hoorde dat de mannequin op een internetveiling stond. ‘Het bureau van de Noord/Zuidlijn bood mee, dus ik moest overbieden.’ Voor een paar honderd euro – de pop kostte hem in januari nog geen vijftig – kocht hij hem terug, Diezelfde avond stond de Saunaman weer op z’n plekkie, bij de Vijzelstraat. Alleen had De Ruwe zijn naam bij de veiling, via zijn betaalpas, onbewust vrijgegeven. Sindsdien werkt Street Art Frankey onder eigen naam. Sinds vijf jaar vult ie wekelijks een pagina in Het Parool met zijn nieuwste werk. ‘Ik krijg elke zaterdag via Instagram berichten van mensen die het leuk vinden, die er meteen naartoe fietsen. Dat zijn er echt veel.’

Verboden

En wie de kunst wil zien, moet vaak snel zijn. ‘Straatkunst is verboden. Dus het mag niet.’ Daarom, maar ook omdat hij zelf niets kapot wil maken, brengt hij niets aan dat permanent is. ‘Amsterdam is waanzinnig mooi. Ik raad iedereen aan om een keer wat vroeger op te staan op een winterse, zonnige dag. Die zon die weerspiegelt in de panden is het mooiste beeld. Als je dat ziet, dan ga je nooit meer iets kapot maken.’

De Ruwe werkt daarom niet met spuitbussen of secondelijm. Zijn kunst (‘ik hang het vaak wat hoger op zodat het niet meteen weg is’) laat geen sporen achter. ‘De gemeente haalt de werkjes weg. Maar er zijn ook mensen die ze verzamelen en het op markplaats aanbieden omdat ze denken dat het waarde heeft. En misschien halen mensen die het niet zo leuk vinden ze wel weg.’

De Ruwe maakt het niet uit. ‘Als er maar één iemand om heeft gelachen, vind ik het al tof.’

‘Amsterdam is waanzinnig mooi. Ik raad iedereen aan om een keer wat vroeger op te staan.’

advertentie Regenboog Groep

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in